BARCHEM – Arie Ribbers (74) uit Barchem werd bijna twee weken geleden verrast met de toekenning van een koninklijke onderscheiding. Met name voor zijn bijdragen aan het behoud van streektaal en -cultuur. De belangstelling voor met name het dialect is al op jonge leeftijd begonnen. En hij kijkt positief naar de toekomst: “Honderd jaar geleden zeiden ze ook dat het dialect zou verdwijnen. Het gaat niet gebeuren.”
“Kijk”, zegt Arie Ribbers als hij naar een grote hoeveelheid felicitatiekaarten op het dressoir in de woonkamer van zijn Barchemse woning wijst. “Dit allemaal het gevolg van de die onderscheiding.” Die kwam inderdaad onverwacht. “Tegen het einde van het symposiumpje ter gelegenheid van 12,5 jaar Naober Magazine in Gorssel werd een mysterie guest aangekondigd. Dat bleek de burgemeester te zijn, compleet met ambtsketen”, zo beschrijft hij de situatie.
Lintje
“Als ze dan zo’n opsomming maken van alles wat je hebt gedaan, dan lijkt het wel wat. Maar met een lintje houd je geen rekening als je gewoon je ding doet.” Ribbers heeft veel bijgedragen aan het levend houden van de streektaal. Als radiomaker, streektaalconsulent en nog steeds als eindredacteur/schrijver voor Naober, waarvan hij mede-oprichter is.
Hij vertelt dat hij werd geboren aan de Barchemseweg in Ruurlo. Het kan verkeren, want nu woont hij al jaren aan de Ruurloseweg in Barchem. Thuis werd ‘plat ‘epraot’. Op de kleuterschool kwam de kleine Arie er via de juf achter dat er ook nog een andere taal bestond: het Nederlands. Problemen leverde dat niet op, voor zover Arie zich kan herinneren.
Herman van Velzen
Toen hij iets ouder werd werd zijn diepere interesse voor de streektaal gewekt door een wekelijkse column in dagblad de Graafschapbode. Onder de titel ‘Boerenstukskes’ publiceerde Herman van Velzen verhalen die uit het Achterhoekse leven waren geplukt. Achter het pseudoniem ging de Hengelose horlogemaker Frans Roes schuil.
Arie Ribbers: “Hij beschreef waargebeurde verhalen waarin alleen de namen van de hoofdrolspelers waren veranderd. Veel inwoners van Hengelo vonden het een sport om uit te zoeken over wie het ging.” In de verhalen werd Hengelo overigens het fictieve dorp Koolhoven. Arie Ribbers noemt Roes ‘een echte vrije geest’.
Onderwijzer
Arie Ribbers werd onderwijzer in Ruurlo en Barchem en later aan de Vakschool in Zutphen. In Zutphen amuseerde hij zich vaak kostelijk met het plaatselijke dialect. Puur voor de lol maakte hij zich die taal ook eigen. Onberispelijk voor buitenstaanders. Maar een leerling voegde hem ooit toe dat hij niet meer dan een goede imitator was.
Zutphens
“Zutphenezen hebben veel humor en de klanken van hun dialect zijn kostelijk. En ik kon bij huisbezoeken met de ouders gewoon mijn eigen Achterhoeks gebruiken.” Het Zutphens is vooral bekend van de bijzondere uitspraak van woorden als ‘doos’ en ‘straat’. De klinkers worden ‘euj’ (deujze) en ‘eû’ (streûte).
Streektaalconsulent
Arie Ribbers is de regio vooral bekend als radiomaker bij Omroep Gelderland. In die hoedanigheid gaf hij de streektaal de ruimte. Bijvoorbeeld via het programma ‘Um de meddagpot’, dat vaak op locatie werd uitgezonden en dat volle zalen trok. Na zijn pensionering kreeg hij een aanbod om fulltime streektaalconsulent te worden bij het Staring Instituut, dat sinds 2011 luistert naar de naam Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers.
“Fulltime wilde ik dat niet doen. Maar ik heb de klus wel aanvaard. Ik bedacht onder meer allerlei actie waardoor mensen werden uitgedaagd om dialect te spreken, maar vooral ook te schrijven. Zo was er de oproep om een brief aan je moeder te schrijven of op zoek te gaan naar dialectteksten in de openbare ruimte en die dan te fotograferen. “Het fenomeen e-mail kwam toen net opzetten en via die weg konden mensen makkelijk reageren. De respons was vaak groot.”
Taalregels
Hij pleit overigens voor het gebruik van de taalregels van het SONT (Streektaalorganisaties Nedersaksisch Taalgebied). Niet omdat dat heilig is maar puur omdat je zo dingen met elkaar afspreekt. Probleem daarbij is steeds dat woorden in verschillende regio’s of zelfs dorpen verschillend worden uitgesproken. “‘Ik heur dat anders’ is vaak een motief om het dan ook maar anders op te schrijven”, zo klinkt het.
Toekomst
Over de toekomst van de streektaal is hij positief. “Honderd jaar geleden zei men ook dat het einde nabij was. Het is er nog steeds en het gaat nu niet weg.” Ribbers ziet de vergrijzing toeslaan maar merkt ook dat groepen plattelandsjongeren het dialect weer oppakken. “Met name bij agrarische opleidingen wordt weer plat gesproken. De jongeren zien het als een soort van geuzentaal.”
Volle zalen
En verder: “Als je ziet wat er allemaal wordt uitgegeven in het dialect. Dat is enorm veel. Massa’s boeken met gedichten en verhalen. Daar móét belangstelling voor zijn.” Hij wijst ook op de volle zalen die dialectkringen nog altijd trekken. “Veel grijze haren, maar toch…”
Advies
Tot slot een advies van Arie Ribbers: “Tegen mensen die het plat machtig zijn maar twijfelen wanneer ze het wel en waar ze het niet kunnen spreken, zeg ik: Nederlands waar het moet en dialect waar het kan.”