Vogelwerkgroep vreest gevolgen windmolens voor wespendief

0
Een wespendief, gefotografeerd boven het Ampsense Broek (foto: Hans van Hoorn - Vogelwerkgroep NW-Achterhoek)

LOCHEM/EXEL – De Vogelwerkgroep Noordwest-Achterhoek kijkt met zorg naar de mogelijke komst van drietal grote windturbines in het Ampsense Broek, ten noorden van Exel. Het open gebied, dat voornamelijk in gebruik is als landbouwgrond, is van belang voor vogels, die er broeden, doortrekken of overwinteren én als foerageergebied voor onder andere de wespendief. Hans van Hoorn en Peter van Waveren geven de vogels ‘een stem’ en hopen dat bestuurders die over dit soort plannen moeten beslissen zich bewust zijn van de gevolgen.

Windmolens; voor het klimaat zijn ze goed, voor de natuur lang niet altijd. Samen met andere leden van de vogelwerkgroep inventariseren van Hoorn en van Waveren vogels. Daarbij gaat extra aandacht uit naar roofvogels. Eén van die roofvogels die intensief wordt gevolgd is de wespendief. “Het is een nogal mysterieuze vogel”, zegt Hans van Hoorn. “De nesten zijn erg lastig te vinden en de vogel zelf kun je gemakkelijk verwarren met de buizerd.”

Het kost dan ook honderden uren per seizoen om in kaart te brengen hoeveel broedgevallen van de wespendief er zijn in het werkgebied van de vogelwerkgroep. Dit werkgebied is 125 km2 groot en ligt voornamelijk binnen de grenzen van de gemeente Lochem en Vorden.

Kraamkamer

Eén van de leden van de vogelwerkgroep was beroepsmatig als ecoloog en roofvogelspecialist betrokken bij het onderzoek naar wespendieven op de Veluwe. Mede door de uitkomsten van dit onderzoek heeft de provincie besloten dat rond de Veluwe geen windparken mogen komen. De onderzoeker kwam tot de conclusie dat de NW-Achterhoek mogelijk de kraamkamer is voor de wespendievenpopulatie op de Veluwe. “Door verdroging zijn op de Veluwe niet veel wespen meer te vinden. Het vermoeden bestaat dat de jongen die in het noordwestelijk deel van de Achterhoek worden geboren uiteindelijk zelf gaan nestelen op de Veluwe.”

De broedpopulatie van wespendieven in de regio NW-Achterhoek kent hoge dichtheden in vergelijking met andere gebieden in Nederland, waaronder de Veluwe. Bovendien is het broedsucces groot in vergelijking met andere gebieden. Op de Veluwe is het broedsucces al jaren zeer gering en zelfs zo klein dat de Veluwse populatie zichzelf niet in stand kan houden door reproductie.

Dit betekent dat de Veluwse populatie afhankelijk is van emigratie van dieren die in aanliggende regio’s, zoals de Achterhoek, zijn geboren. De waarde van de populatie in de NW-Achterhoek is groot vanwege de aantallen en dichtheid, maar is ook een belangrijke bron voor gebieden die onder druk staan, zoals de Veluwe.

Groot gebied

De broedvogels arriveren rond half mei om, ongeveer 3 maanden later, alweer naar het zuiden te vertrekken waar ze in de beboste delen van Afrika, rond de Evenaar, overwinteren. Wespendieven leven vooral van larven van sociale wespen waarvan ze de nesten uitgraven. Het dieet wordt aangevuld met onder andere kikkers, hommelbroed, kleine reptielen en eieren en jongen van kleine tot middelgrote vogels.

Het gebied waar wespendieven foerageren is behoorlijk groot. Bekend is dat mannetjes vaak in een cirkel van 2,5 km van het nest zoeken naar wespennesten, de vrouwtjes daarentegen leggen veel grotere afstanden af. Met hulp van zenderonderzoek is bekend dat een vrouwtje uit onze regio een paar jaar geleden ‘even’ naar Düsseldorf vloog. Een ander vrouwtje vloog dagelijks naar het Rijnstrangengebied bij Pannerden. Als je op basis van dit foerageergedrag een straal van enkele kilometers om ieder nest trekt, dan kun je het risicogebied bepalen voor aanvaringen met rotoren van windmolens. Een groot deel van de vliegbewegingen vindt plaats binnen een afstand van 2000 tot 3500 meter, dit zou je dus als minimale afstand moeten nemen om het gebied met extra groot risico vast te stellen.

Risicogebieden

Voor de Veluwe is door de provincie met een veel ruimere marge gewerkt omdat ze zich baseerden op zenderonderzoek waaruit blijkt dat het zoekgebied van wespendieven veel groter kan zijn dan enkele kilometers. Als je een kaartje zou maken met daarop de risicogebieden in de NW-Achterhoek, dan blijkt dat het gebied tussen Papenslagweg en de Bolksbeek ruimschoots in zo’n risicogebied ligt. Precies daar willen Pure Energie, LochemEnergie en een aantal grondeigenaren windturbines gaan exploiteren.

In een bosrijke omgeving, zoals in de regio Lochem, zou de schade door aanvaringen met turbines groot zijn. De schade kan disproportioneel groot worden door aanvaringen met reproducerende broedvogels, omdat nestjonge vogels dan door verhongering omkomen. Dit effect is extra groot omdat de wespendief een langlevende soort is, waardoor vroegtijdige sterfte decennialang gevolgen heeft. Niet alleen in de regio NW-Achterhoek, maar dus ook in aanpalende gebieden zoals de Veluwe.

Weidevogels

Tot ongeveer 1990 was het gebied rond de Papenslagweg een Walhalla voor de weidevogel. grutto, tureluur, scholekster, ze waren er alle drie te vinden. Graspiepers en veldleeuweriken lieten zich daar op meerdere plekken horen. Na de ruilverkaveling Laren, die aan het begin van de jaren negentig werd afgerond, waren de eerste drie genoemden snel verdwenen. Andere soorten waaronder kievit, wulp, gele kwikstaart en patrijs bleven, maar in minder grote aantallen.

Het karakter van het gebied veranderde en het is er veel stiller geworden, vinden Van Hoorn en Van Waveren. Boeren zijn met de jaren anders en intensiever gaan werken. Als weidevogel wordt je nest steeds vaker overreden of uitgemaaid door steeds snellere en zwaardere machines. ”En anders gaat een kraai of buizerd er wel met de kuikens van door”, zegt Van Hoorn.

Rode Lijst

Als uitwerking van de Europese regelgeving heeft Nederland een Rode Lijst van kwetsbare en bedreigde broedvogels waarvoor de overheid een extra zorgplicht heeft. Rond het gebied ten noorden van Exel gaat het om kwetsbare soorten als Wulp, Boomvalk, Ransuil, Steenuil, Grote Lijster, Koekoek, Patrijs, Torenvalk en gevoelige soorten als Boerenzwaluw, Gele Kwikstaart, Graspieper, Ringmus, Kneu, Huismus en de Veldleeuwerik.

Naast de broeders en blijvers is het broekgebied van groot belang voor vogels die het op hun tocht van noord naar zuid of andersom gebruiken als foerageergebied en in sommige gevallen er de hele winter doorbrengen. Dat zijn naast de honderden, en soms duizenden, Kol- en Rietganzen, Smienten, Grote Zilverreigers, Watersnippen ook bijzondere gasten zoals de Blauwe en Bruine Kiekendieven, Goudplevieren en honderden Russische wulpen die, jaar in jaar uit, tussen Exel en Markelo foerageren.

Eind februari vlogen er enkele honderden kraanvogels over het Broek. Hun trekroute ligt meestal een stuk oostelijker, boven Duitsland. Bij oostelijke wind worden ze naar het westen geduwd. Dit gebeurt nogal eens. De vlieghoogte van kraanvogels is tussen 200 en 400 meter. De tiphoogte van de bij Exel geplande windturbines 280 meter. Stoppen zullen de gigantische wieken niet voor een passerende kraanvogel of voor de baltsende en jubelende wulpen in het Broek, die hun aanwezigheid aan soortgenoten kenbaar willen maken.

Bewustmaking

De hoge dichtheid van de wespendiefpopulatie in deze regio is volgens Hans van Hoorn en Peter van Waveren aanleiding om aan de bel te trekken. Hoewel ze er persoonlijk wel een mening over hebben, laten ze zich niet uit over nut en noodzaak van windturbines. Van Waveren: “We willen dat bestuurders die er over gaan zich bewust zijn van de gevolgen van hun beslissingen. De vogels kunnen het hen zelf niet vertellen, dus doen wij dat maar.”

Kijk ook op: vwgnoordwestachterhoek.nl